Als een kind zo blij was mijn moeder toen haar medaillon gerepareerd was. Het kettinkje met het gouden hartje is met afstand haar lievelingssieraad. Aan de binnenkant van het gouden hartje bevinden zich kleine fotootjes van mijn twee oma’s. Hiermee heeft het sieraad voor mijn moeder vooral een emotionele waarde, want mijn moeder hield veel van haar eigen moeder en haar schoonmoeder.
Ze draagt het medaillon vaak en als ze het draagt zit ze er voortdurend mee te spelen. Het hartje schuift ze dan op en neer over het gouden kettinkje. Zeker als ze nerveus is, hebben het hartje en de ketting het zwaar te verduren. Het was dus niet vreemd dat het oogje van het hartje na vele jaren schuiven en draaien afgesleten was. Gelukkig kon het sieraad gerepareerd worden. Wel was het even de vraag of de twee fotootjes ook behouden konden blijven. De kans bestond dat door de hitte de foto’s de reparatie niet zouden overleven. Gelukkig zijn ook de foto’s ongedeerd gebleven (die zijn er tijdens de reparatie even uitgehaald).
Toen ik het gerepareerde medaillon terugbracht naar mijn moeder en ik het hartje openvouwde, keek ik in de ogen van mijn twee lieve oma’s in jongere jaren. Op de foto’s in het medaillon lijken ze iets minder op de oma’s zoals ik ze heb gekend. Mijn gedachten gaan terug naar mijn jeugd en mijn oma’s. Mijn oma’s waren beide van boerenafkomst en heetten alle twee Riek, een vlotte verbastering van Hendrikje of Hendrika. In alles waren het echte oma’s. Een grijs permanentje, een bloemetjesjurk en een kartoenen zakdoek met de geur van Boldoot Eau de cologne. Ik denk aan de logeerpartijen tijdens de schoolvakanties en aan de snoepjes en de cadeautjes die ik altijd van ze kreeg. Maar ik denk vooral aan de onvoorwaardelijke liefde die ik ontving van mijn oma’s. Ik kwam graag bij ze en hield erg veel van ze. Mijn oma’s woonden in de gemeente Olst. Tijdens mijn middelbare schooltijd bezocht ik ze vanuit Zwolle regelmatig op de racefiets. Ik werd dan volgestopt met frisdrank en koeken, omdat ik zo’n eind terug moest fietsen. Van de ene oma kreeg ik vervolgens ook nog een briefje van 5 gulden mee om onderweg nog ergens “an te goan”. Ze dacht blijkbaar dat ik zo was als haar eigen kinderen. Mijn vader en mijn ooms konden namelijk moeilijk langs een café komen, zonder er even binnen te gaan om een biertje te drinken…….
Later toen ik mijn eerste eigen autootje had, reed ik op maandagavond vaak naar Olst. Dan zocht ik mijn oma’s op in de aanleunwoningen waar ze inmiddels woonden. Nu vooral om hen een plezier te doen, want het werd steeds lastiger een leuk gesprek met ze te voeren omdat hun leefwereldje steeds kleiner werd. Maar ik merkte dat ze het fijn vonden als ik langs kwam. Ik wilde iets terug geven voor alles wat ze mij altijd hadden gegeven.
Ik hoop dat mijn moeder nog vele jaren leeft en het hartje nog vaak mag dragen, maar als ze ooit komt te overlijden, hoop ik het medaillon te erven………